ontnuchteren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | ontnuchter | ontnuchterde | heb ontnuchterd |
jij, je, u | ontnuchtert | ontnuchterde | hebt ontnuchterd |
hij, zij, het | ontnuchtert | ontnuchterde | heeft ontnuchterd |
wij | ontnuchteren | ontnuchterden | hebben ontnuchterd |
jullie | ontnuchteren | ontnuchterden | hebben ontnuchterd |
zij, ze | ontnuchteren | ontnuchterden | hebben ontnuchterd |
Presens
Example presens sentences for Ontnuchteren with some of the pronouns.
- Ik ontnuchter
- Jij ontnuchtert
- Hij/Zij ontnuchtert
- Wij ontnuchteren
- Jullie ontnuchteren
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Ontnuchteren with some of the pronouns.
- Ik ontnuchterde
- Jij ontnuchterde
- Hij/Zij ontnuchterde
- Wij ontnuchterden
- Jullie ontnuchterden
Perfectum
Example perfectum sentences for Ontnuchteren with some of the pronouns.
- Ik ben ontnuchterd
- Jij bent ontnuchterd
- Hij/Zij is ontnuchterd
- Wij zijn ontnuchterd
- Jullie zijn ontnuchterd