sealen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | seal | sealde | heb geseald |
jij, je, u | sealt | sealde | hebt geseald |
hij, zij, het | sealt | sealde | heeft geseald |
wij | sealen | sealden | hebben geseald |
jullie | sealen | sealden | hebben geseald |
zij, ze | sealen | sealden | hebben geseald |
PresensBeta
Example presens sentences for Sealen with some of the pronouns.
- Ik seal dagelijks pakketten voor mijn werk.
- Jij sealt de cadeautjes mooi in.
- Hij of zij sealt de enveloppen zorgvuldig dicht.
- Wij sealen al onze producten voordat we ze verzenden.
- Jullie sealen de dozen stevig met tape.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Sealen with some of the pronouns.
- Vroeger sealde ik pakketten met de hand.
- Toen jij hier werkte, sealde je altijd de cadeautjes.
- Hij of zij sealde vroeger de enveloppen zonder machine.
- In het verleden sealden wij al onze producten zelf.
- Jullie sealden de dozen altijd met veel precisie.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Sealen with some of the pronouns.
- Ik heb gisteren de pakketten geseald.
- Jij hebt de cadeautjes mooi ingeseald.
- Hij of zij heeft de enveloppen zorgvuldig dichtgeseald.
- Wij hebben al onze producten geseald voordat we ze verzonden.
- Jullie hebben de dozen stevig met tape geseald.