opdokken

Conjugations List of Opdokken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikdok opdokte opheb opgedokt
jij, je, udokt opdokte ophebt opgedokt
hij, zij, hetdokt opdokte opheeft opgedokt
wijdokken opdokten ophebben opgedokt
julliedokken opdokten ophebben opgedokt
zij, zedokken opdokten ophebben opgedokt

Presens
Beta

Example presens sentences for Opdokken with some of the pronouns.

  • Ik dok op voor de presentatie.
  • Jij doks op als het moeilijk wordt.
  • Hij/zij dokt op om zijn/haar belofte na te komen.
  • Wij dokken op om de kosten te dekken.
  • Jullie dokken op voor het goede doel.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Opdokken with some of the pronouns.

  • Ik dokte op toen ik het geld nodig had.
  • Jij dokte op terwijl ik weg was.
  • Hij/zij dokte op voor de feestdagen.
  • Wij dokten op tijdens de crisis.
  • Jullie dokten op voor de verjaardagscadeaus.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Opdokken with some of the pronouns.

  • Ik heb opgedokt voor de vakantie.
  • Jij hebt opgedokt om de schuld af te betalen.
  • Hij/zij heeft opgedokt voor de nieuwe auto.
  • Wij hebben opgedokt voor de verbouwing.
  • Jullie hebben opgedokt om de tickets te kopen.