zwijnen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | zwijn | zwijnde | heb gezwijnd |
jij, je, u | zwijnt | zwijnde | hebt gezwijnd |
hij, zij, het | zwijnt | zwijnde | heeft gezwijnd |
wij | zwijnen | zwijnden | hebben gezwijnd |
jullie | zwijnen | zwijnden | hebben gezwijnd |
zij, ze | zwijnen | zwijnden | hebben gezwijnd |
PresensBeta
Example presens sentences for Zwijnen with some of the pronouns.
- Ik zwijn in het bos.
- Jij zwijnt tijdens de vergadering.
- Hij/Zij/Het zwijnt altijd als er bezoek is.
- Wij zwijnen graag op zondagochtend.
- Jullie zwijnen te veel tijdens de les.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Zwijnen with some of the pronouns.
- Ik zwijnde vroeger vaak met mijn vrienden.
- Jij zwijnde elke dag na schooltijd.
- Hij/Zij/Het zwijnde altijd als hij/zij verdrietig was.
- Wij zwijnden regelmatig tijdens de lange autoritten.
- Jullie zwijnden stiekem in het donker.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Zwijnen with some of the pronouns.
- Ik heb gezwijnd tijdens de loterij.
- Jij bent gezwijnd met de goede afloop.
- Hij/Zij/Het heeft gezwijnd met zijn/haar examenresultaten.
- Wij zijn gezwijnd met het mooie weer op vakantie.
- Jullie hebben gezwijnd met de kaartjes voor het concert.