spijzigen

Conjugations List of Spijzigen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikspijzigspijzigdeheb gespijzigd
jij, je, uspijzigtspijzigdehebt gespijzigd
hij, zij, hetspijzigtspijzigdeheeft gespijzigd
wijspijzigenspijzigdenhebben gespijzigd
julliespijzigenspijzigdenhebben gespijzigd
zij, zespijzigenspijzigdenhebben gespijzigd

Presens
Beta

Example presens sentences for Spijzigen with some of the pronouns.

  • Ik spijsig mijn gasten met heerlijke gerechten.
  • Jij spijsigt de vogels in je tuin met zaden.
  • Hij/zij/het spijsigt zichzelf elke dag met gezonde voeding.
  • Wij spijsigen onze familie met een feestmaal op zondag.
  • Jullie spijsigen de daklozen in de stad met warme maaltijden.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Spijzigen with some of the pronouns.

  • Vroeger spijsigde ik mijn vrienden regelmatig met zelfgebakken taarten.
  • Toen ik jong was, spijsigde ik mijn huisdieren altijd met speciaal kattenvoer.
  • Hij/zij/het spijsigde zichzelf elke ochtend met een stevig ontbijt.
  • In die tijd spijsigden wij de arme mensen in ons dorp met voedselpakketten.
  • Als kinderen spijsigden we elkaar met snoep tijdens verjaardagsfeestjes.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Spijzigen with some of the pronouns.

  • Ik heb mijn gasten gisteravond gespijzigt met verrukkelijke hapjes.
  • Jij hebt de vogels in de winter gespijzigt met pinda's.
  • Hij/zij/het heeft zichzelf vorige week gespijzigt met een uitgebreid diner.
  • Wij hebben onze vrienden onlangs gespijzigt met een barbecuefeestje.
  • Jullie hebben de kinderen tijdens het schoolreisje gespijzigt met snacks.