rasteren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | raster | rasterde | heb gerasterd |
jij, je, u | rastert | rasterde | hebt gerasterd |
hij, zij, het | rastert | rasterde | heeft gerasterd |
wij | rasteren | rasterden | hebben gerasterd |
jullie | rasteren | rasterden | hebben gerasterd |
zij, ze | rasteren | rasterden | hebben gerasterd |
PresensBeta
Example presens sentences for Rasteren with some of the pronouns.
- Ik raster regelmatig afbeeldingen voor mijn werk.
- De studenten rasteren de grafieken in hun presentatie.
- Hij rasterde het logo op de poster.
- Wij rasteren de foto's voordat we ze afdrukken.
- Jullie rasteren de illustraties voor het boek.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Rasteren with some of the pronouns.
- Vroeger rasterde ik veel afbeeldingen met de hand.
- De studenten rasterten altijd de grafieken in hun verslagen.
- Hij rasterde het logo elke keer als hij een poster ontwierp.
- Wij rasterden de foto's voordat we ze digitaal bewerkten.
- Jullie rasterten de illustraties met potlood voordat jullie ze inkten.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Rasteren with some of the pronouns.
- Ik heb de afbeelding gerassterd voor het project.
- De studenten hebben de grafieken gerassterd in hun rapport.
- Hij heeft het logo op de poster gerassterd.
- Wij hebben de foto's gerassterd en opgehangen.
- Jullie hebben de illustraties gerassterd voor de presentatie.