knobelen

Conjugations List of Knobelen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikknobelknobeldeheb geknobeld
jij, je, uknobeltknobeldehebt geknobeld
hij, zij, hetknobeltknobeldeheeft geknobeld
wijknobelenknobeldenhebben geknobeld
jullieknobelenknobeldenhebben geknobeld
zij, zeknobelenknobeldenhebben geknobeld

Presens

Example presens sentences for Knobelen with some of the pronouns.

  • Ik knobel over de beste oplossing.
  • Jij knobbelt graag in je vrije tijd.
  • Hij knobelt al een tijdje met dat probleem.
  • Zij knobbelen samen aan een project.
  • We knobelen elke week over nieuwe ideeën.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Knobelen with some of the pronouns.

  • Ik knobelde vroeger veel over dat onderwerp.
  • Jij knobelde al een hele tijd voordat je het begreep.
  • Hij knobelde dag en nacht om het probleem op te lossen.
  • Zij knobelden jarenlang aan dat project.
  • We knobelden regelmatig over die kwestie.

Perfectum

Example perfectum sentences for Knobelen with some of the pronouns.

  • Ik heb geknobeld over dat vraagstuk.
  • Jij hebt veel geknobeld om tot die conclusie te komen.
  • Hij heeft al vaak geknobeld met die methode.
  • Zij hebben samen geknobeld aan dat experiment.
  • We hebben gisteren nog geknobeld over dat voorstel.