aanlassen

Conjugations List of Aanlassen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iklas aanlaste aanheb aangelast
jij, je, ulast aanlaste aanhebt aangelast
hij, zij, hetlast aanlaste aanheeft aangelast
wijlassen aanlasten aanhebben aangelast
jullielassen aanlasten aanhebben aangelast
zij, zelassen aanlasten aanhebben aangelast

Presens
Beta

Example presens sentences for Aanlassen with some of the pronouns.

  • Ik las aan de machine.
  • Jij last aan de constructie.
  • Hij last aan het metaalwerk.
  • Wij lassen aan de fabriekspoort.
  • Zij lassen aan de brug.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Aanlassen with some of the pronouns.

  • Ik laste aan toen ik een storing ontdekte.
  • Jij laste aan terwijl ik toekeek.
  • Hij laste aan voordat het begon te regenen.
  • Wij lasten aan gedurende de hele nacht.
  • Zij lasten aan terwijl de zon onderging.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Aanlassen with some of the pronouns.

  • Ik heb aangelast op het werk.
  • Jij hebt aangelast aan de pijpleiding.
  • Hij heeft aangelast op de stalen constructie.
  • Wij hebben aangelast bij de scheepswerf.
  • Zij hebben aangelast tijdens de reparatie.