kokhalzen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | kokhals | kokhalsde | heb gekokhalsd |
jij, je, u | kokhalst | kokhalsde | hebt gekokhalsd |
hij, zij, het | kokhalst | kokhalsde | heeft gekokhalsd |
wij | kokhalzen | kokhalsden | hebben gekokhalsd |
jullie | kokhalzen | kokhalsden | hebben gekokhalsd |
zij, ze | kokhalzen | kokhalsden | hebben gekokhalsd |
Presens
Example presens sentences for Kokhalzen with some of the pronouns.
- Ik kokhals als ik vieze geuren ruik.
- Jij kokhalst snel bij het zien van bloed.
- Hij/zij kokhals niet graag tijdens het eten.
- Wij kokhalzen van de gedachte aan bedorven voedsel.
- Jullie kokhalzen van de smaak van lever.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Kokhalzen with some of the pronouns.
- Ik kokhalsde elke keer als ik die bittere pil slikte.
- Jij kokhalsde vaak bij het zien van insecten.
- Hij/zij kokhalsde niet zo gemakkelijk als anderen.
- Wij kokhalsden van de sterke geur in de keuken.
- Jullie kokhalsden telkens wanneer jullie die vis aten.
Perfectum
Example perfectum sentences for Kokhalzen with some of the pronouns.
- Ik heb gekokhalsd toen ik die nare medicijnen moest innemen.
- Jij bent snel gekokhalsd na het drinken van die melk.
- Hij/zij is niet vaak gekokhalsd geweest in zijn/haar leven.
- Wij hebben gekokhalsd door die vreselijke maaltijd.
- Jullie zijn gekokhalsd van de lucht in die oude koelkast.