omtollen

Conjugations List of Omtollen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iktol omtolde omheb omgetold
jij, je, utolt omtolde omhebt omgetold
hij, zij, hettolt omtolde omheeft omgetold
wijtollen omtolden omhebben omgetold
jullietollen omtolden omhebben omgetold
zij, zetollen omtolden omhebben omgetold

Presens

Example presens sentences for Omtollen with some of the pronouns.

  • Ik tol om naar de andere kant.
  • Jij bolt om op je fiets.
  • Hij/zij/het bolt om in de speeltuin.
  • Wij tollen om met plezier.
  • Jullie tollen om als jonge kinderen.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Omtollen with some of the pronouns.

  • Ik tolde om naar de andere kant.
  • Jij bolde om op je fiets.
  • Hij/zij/het bolde om in de speeltuin.
  • Wij tuilden om met plezier.
  • Jullie tuilden om als jonge kinderen.

Perfectum

Example perfectum sentences for Omtollen with some of the pronouns.

  • Ik ben omgetold naar de andere kant.
  • Jij hebt omgebold op je fiets.
  • Hij/zij/het is omgebolt in de speeltuin.
  • Wij hebben omgetold met plezier.
  • Jullie zijn omgebollen als jonge kinderen.