schermutselen

Conjugations List of Schermutselen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikschermutselschermutseldeheb geschermutseld
jij, je, uschermutseltschermutseldehebt geschermutseld
hij, zij, hetschermutseltschermutseldeheeft geschermutseld
wijschermutselenschermutseldenhebben geschermutseld
jullieschermutselenschermutseldenhebben geschermutseld
zij, zeschermutselenschermutseldenhebben geschermutseld

Presens

Example presens sentences for Schermutselen with some of the pronouns.

  • Ik schermutsel regelmatig met mijn broer.
  • Jij schermutselt soms in de speeltuin.
  • Hij schermutselt graag tijdens de pauze.
  • Wij schermutselen vaak op de tennisbaan.
  • Zij schermutselen altijd met woorden.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Schermutselen with some of the pronouns.

  • Vroeger schermutselde ik elke dag met mijn zusje.
  • Toen ik jong was, schermutselde ik veel op school.
  • Hij schermutselde regelmatig met zijn buren.
  • Wij schermutselden vroeger in het park.
  • Zij schermutselden altijd tijdens familiebijeenkomsten.

Perfectum

Example perfectum sentences for Schermutselen with some of the pronouns.

  • Ik heb geschermutseled met mijn vrienden gisteren.
  • Jij hebt al eens geschermutseld in dat restaurant.
  • Hij heeft veel geschermutseld in zijn leven.
  • Wij hebben samen geschermutseld tijdens de vakantie.
  • Zij hebben al lang niet meer geschermutseld.