schrikken

Conjugations List of Schrikken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikschrikschrokben geschrokken
jij, je, uschriktschrokbent geschrokken
hij, zij, hetschriktschrokis geschrokken
wijschrikkenschrokkenzijn geschrokken
jullieschrikkenschrokkenzijn geschrokken
zij, zeschrikkenschrokkenzijn geschrokken

Presens

Example presens sentences for Schrikken with some of the pronouns.

  • Ik schrik van harde geluiden.
  • Jij schrikt altijd als je een spin ziet.
  • Hij schrikt elke keer als de deurbel gaat.
  • Wij schrikken van de prijs van dat nieuwe huis.
  • Zij schrikken vaak van enge films.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Schrikken with some of the pronouns.

  • Vroeger schrok ik altijd van onweer.
  • Toen ik de spin zag, schrok ik enorm.
  • Hij schrok elke keer als de telefoon ging.
  • Wij schrokken van de harde knal.
  • Zij schrokken toen de auto plotseling remde.

Perfectum

Example perfectum sentences for Schrikken with some of the pronouns.

  • Ik ben geschrokken toen ik het ongeluk zag.
  • Jij bent geschrokken van het slechte nieuws.
  • Hij is geschrokken van de grote hond.
  • Wij zijn geschrokken van de hoge rekening.
  • Zij zijn geschrokken toen de bliksem insloeg.