doodpraten
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | praat dood | praatte dood | heb doodgepraat |
jij, je, u | praat dood | praatte dood | hebt doodgepraat |
hij, zij, het | praat dood | praatte dood | heeft doodgepraat |
wij | praten dood | praatten dood | hebben doodgepraat |
jullie | praten dood | praatten dood | hebben doodgepraat |
zij, ze | praten dood | praatten dood | hebben doodgepraat |
PresensBeta
Example presens sentences for Doodpraten with some of the pronouns.
- Ik doodpraat de geruchten.
- Jij doodpraat de discussie.
- Hij doodpraat het probleem.
- Zij doodpraat de kritiek.
- Wij doodpraten de zorgen.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Doodpraten with some of the pronouns.
- Ik doodpraatte de geruchten.
- Jij doodpraatte de discussie.
- Hij doodpraatte het probleem.
- Zij doodpraatte de kritiek.
- Wij doodpraatten de zorgen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Doodpraten with some of the pronouns.
- Ik heb de geruchten doodgepraat.
- Jij hebt de discussie doodgepraat.
- Hij heeft het probleem doodgepraat.
- Zij heeft de kritiek doodgepraat.
- Wij hebben de zorgen doodgepraat.