opsodemieteren

Conjugations List of Opsodemieteren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iksodemieter opsodemieterde opben opgesodemieterd
jij, je, usodemietert opsodemieterde opbent opgesodemieterd
hij, zij, hetsodemietert opsodemieterde opis opgesodemieterd
wijsodemieteren opsodemieterden opzijn opgesodemieterd
julliesodemieteren opsodemieterden opzijn opgesodemieterd
zij, zesodemieteren opsodemieterden opzijn opgesodemieterd

Presens
Beta

Example presens sentences for Opsodemieteren with some of the pronouns.

  • Ik sodemieter op als het te druk wordt.
  • Jij sodemietert op als je geen zin hebt om te helpen.
  • Hij/Zij sodemietert op wanneer de situatie ongemakkelijk wordt.
  • Wij sodemieteren op na het werk om te ontspannen.
  • Jullie sodemieteren op als het feest saai wordt.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Opsodemieteren with some of the pronouns.

  • Ik sodemieterde op elke keer als er problemen waren.
  • Jij sodemieterde op omdat je geen zin had om te werken.
  • Hij/Zij sodemieterde op terwijl iedereen nog aan het praten was.
  • Wij sodemieterden op na afloop van de vergadering.
  • Jullie sodemieterden op voordat de les klaar was.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Opsodemieteren with some of the pronouns.

  • Ik ben opgesodemietert toen ik genoeg had van de stress.
  • Jij bent opgesodemietert nadat je ruzie had met je baas.
  • Hij/Zij is opgesodemietert uit die slechte relatie.
  • Wij zijn opgesodemietert toen we merkten dat het project niet succesvol zou zijn.
  • Jullie zijn opgesodemietert zodra de politie arriveerde.