verwegen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | verweeg | verwoog | heb verwogen |
jij, je, u | verweegt | verwoog | hebt verwogen |
hij, zij, het | verweegt | verwoog | heeft verwogen |
wij | verwegen | verwogen | hebben verwogen |
jullie | verwegen | verwogen | hebben verwogen |
zij, ze | verwegen | verwogen | hebben verwogen |
PresensBeta
Example presens sentences for Verwegen with some of the pronouns.
- Ik verweg
- Jij verwegt
- Hij/Zij/Het verwegt
- Wij verwegen
- Jullie verwegen
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Verwegen with some of the pronouns.
- Ik verwog
- Jij verwog
- Hij/Zij/Het verwog
- Wij verwogen
- Jullie verwogen
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Verwegen with some of the pronouns.
- Ik heb verwogen
- Jij hebt verwogen
- Hij/Zij/Het heeft verwogen
- Wij hebben verwogen
- Jullie hebben verwogen