bonjouren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | bonjour | bonjourde | heb gebonjourd |
jij, je, u | bonjourt | bonjourde | hebt gebonjourd |
hij, zij, het | bonjourt | bonjourde | heeft gebonjourd |
wij | bonjouren | bonjourden | hebben gebonjourd |
jullie | bonjouren | bonjourden | hebben gebonjourd |
zij, ze | bonjouren | bonjourden | hebben gebonjourd |
PresensBeta
Example presens sentences for Bonjouren with some of the pronouns.
- Ik bonjour in de ochtend naar mijn collega's.
- Jij bonjourt altijd met een glimlach.
- Hij bonjourt elke dag op dezelfde tijd.
- Zij bonjouren graag in chique restaurants.
- Wij bonjouren met onze buren tijdens feestjes.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Bonjouren with some of the pronouns.
- Ik bonjourde vroeger vaak naar mijn oma's huis.
- Jij bonjourde altijd naar de markt op zaterdagochtend.
- Hij bonjourde regelmatig naar zijn favoriete café.
- Zij bonjourden gezellig naar het strand elke zomer.
- Wij bonjourden veel tijdens onze reis door Frankrijk.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Bonjouren with some of the pronouns.
- Ik heb gebonjourd op het zakelijke evenement gisteravond.
- Jij bent al naar dat luxe hotelgebied gebonjourd.
- Hij heeft vele malen naar het buitenland gebonjourd.
- Zij zijn samen naar een modeshow gebonjourd.
- Wij hebben vorige week naar dat nieuwe theaterstuk gebonjourd.