bepissen

Conjugations List of Bepissen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikbepisbepisteheb bepist
jij, je, ubepistbepistehebt bepist
hij, zij, hetbepistbepisteheeft bepist
wijbepissenbepistenhebben bepist
julliebepissenbepistenhebben bepist
zij, zebepissenbepistenhebben bepist

Presens
Beta

Example presens sentences for Bepissen with some of the pronouns.

  • Ik bepis de stoel.
  • Jij bepist de struik.
  • Hij/Zij/Het bepiest de muur.
  • Wij pissen op de grond.
  • Jullie bepissen de boom.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Bepissen with some of the pronouns.

  • Ik bepiste de stoel.
  • Jij bepiste de struik.
  • Hij/Zij/Het bepiste de muur.
  • Wij pisten op de grond.
  • Jullie bepisten de boom.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Bepissen with some of the pronouns.

  • Ik heb de stoel bepist.
  • Jij hebt de struik bepist.
  • Hij/Zij/Het heeft de muur bepist.
  • Wij hebben op de grond gepist.
  • Jullie hebben de boom bepist.