tegenstrijden
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | strijd tegen | streed tegen | heb tegengestreden |
jij, je, u | strijdt tegen | streed tegen | hebt tegengestreden |
hij, zij, het | strijdt tegen | streed tegen | heeft tegengestreden |
wij | strijden tegen | streden tegen | hebben tegengestreden |
jullie | strijden tegen | streden tegen | hebben tegengestreden |
zij, ze | strijden tegen | streden tegen | hebben tegengestreden |
PresensBeta
Example presens sentences for Tegenstrijden with some of the pronouns.
- Ik tegenstrijd
- Jij tegenstrijdt
- Hij/Zij/Het tegenstrijdt
- Wij tegenstrijden
- Jullie tegenstrijden
- Zij tegenstrijden
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Tegenstrijden with some of the pronouns.
- Ik tegenstreed
- Jij tegenstreed
- Hij/Zij/Het tegenstreed
- Wij tegenstreden
- Jullie tegenstreden
- Zij tegenstreden
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Tegenstrijden with some of the pronouns.
- Ik heb tegengestreden
- Jij hebt tegengestreden
- Hij/Zij/Het heeft tegengestreden
- Wij hebben tegengestreden
- Jullie hebben tegengestreden
- Zij hebben tegengestreden