waarmerken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | waarmerk | waarmerkte | heb gewaarmerkt |
jij, je, u | waarmerkt | waarmerkte | hebt gewaarmerkt |
hij, zij, het | waarmerkt | waarmerkte | heeft gewaarmerkt |
wij | waarmerken | waarmerkten | hebben gewaarmerkt |
jullie | waarmerken | waarmerkten | hebben gewaarmerkt |
zij, ze | waarmerken | waarmerkten | hebben gewaarmerkt |
PresensBeta
Example presens sentences for Waarmerken with some of the pronouns.
- Ik waarmerk de documenten.
- Jij waarmerkt de papieren.
- Hij/Zij/Het waarmerkt de formulieren.
- Wij waarmerken de certificaten.
- Jullie waarmerken de aktes.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Waarmerken with some of the pronouns.
- Ik waarmerkte de documenten.
- Jij waarmerkte de papieren.
- Hij/Zij/Het waarmerkte de formulieren.
- Wij waarmerkten de certificaten.
- Jullie waarmerkten de aktes.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Waarmerken with some of the pronouns.
- Ik heb de documenten gewaarmerkt.
- Jij hebt de papieren gewaarmerkt.
- Hij/Zij/Het heeft de formulieren gewaarmerkt.
- Wij hebben de certificaten gewaarmerkt.
- Jullie hebben de aktes gewaarmerkt.