retireren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | retireer | retireerde | heb geretireerd |
jij, je, u | retireert | retireerde | hebt geretireerd |
hij, zij, het | retireert | retireerde | heeft geretireerd |
wij | retireren | retireerden | hebben geretireerd |
jullie | retireren | retireerden | hebben geretireerd |
zij, ze | retireren | retireerden | hebben geretireerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Retireren with some of the pronouns.
- Ik retireer van mijn functie als docent.
- Jij retireert na een lange carrière.
- Hij/Zij retireert op zijn/haar zestigste verjaardag.
- Wij retireren gezamenlijk na het behalen van ons doel.
- Zij retireren en gaan genieten van hun pensioen.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Retireren with some of the pronouns.
- Toen ik jong was, retireerde ik altijd vroeg van mijn werk.
- Vroeger retireerde jij op dezelfde leeftijd als ik.
- Hij/Zij retireerde elk jaar naar het buitenland voor vakantie.
- In die tijd retireerden wij nog niet zo vroeg.
- Toen waren zij al jonge gepensioneerden en retireerden ze samen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Retireren with some of the pronouns.
- Ik ben met pensioen gegaan nadat ik heb geretireerd.
- Jij bent teruggetrokken uit het onderwijs sinds je hebt geretireerd.
- Hij/Zij is gestopt met werken nadat hij/zij heeft geretireerd.
- Wij zijn vertrokken uit de school nadat we hebben geretireerd.
- Zij zijn met pensioen gegaan na te hebben geretireerd.