klemrijden
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | rij klem | reed klem | heb klemgereden |
jij, je, u | rijdt klem | reed klem | hebt klemgereden |
hij, zij, het | rijdt klem | reed klem | heeft klemgereden |
wij | rijden klem | reden klem | hebben klemgereden |
jullie | rijden klem | reden klem | hebben klemgereden |
zij, ze | rijden klem | reden klem | hebben klemgereden |
PresensBeta
Example presens sentences for Klemrijden with some of the pronouns.
- Ik klemrijd de verdachte in het nauwe steegje.
- Jij klemrijdt regelmatig andere automobilisten.
- Hij/Zij klemrijdt de fietser bijna tegen de stoeprand.
- Wij klemrijden de vrachtwagen om te voorkomen dat hij ontsnapt.
- Jullie klemrijden de motorrijder op de snelweg.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Klemrijden with some of the pronouns.
- Vroeger klemreed ik regelmatig auto's om ze tot stoppen te dwingen.
- Toen ik jong was, klemreed jij altijd fietsers in het park.
- Hij/Zij klemreed vaak motorrijders tijdens de illegale straatraces.
- In die periode klemreden wij vrachtwagens om gestolen goederen te onderscheppen.
- Jullie klemreden vroeger onschuldige weggebruikers zonder geldige reden.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Klemrijden with some of the pronouns.
- Ik heb de verdachte klemgereden en gearresteerd.
- Jij bent meerdere keren betrokken geweest bij het klemrijden van andere auto's.
- Hij/Zij heeft de fietser klemgereden en excuses aangeboden.
- Wij hebben de vrachtwagen geklemreden en de lading gecontroleerd.
- Jullie zijn in het verleden vaak betrokken geweest bij het klemrijden van motorrijders.