outilleren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | outilleer | outilleerde | heb geoutilleerd |
jij, je, u | outilleert | outilleerde | hebt geoutilleerd |
hij, zij, het | outilleert | outilleerde | heeft geoutilleerd |
wij | outilleren | outilleerden | hebben geoutilleerd |
jullie | outilleren | outilleerden | hebben geoutilleerd |
zij, ze | outilleren | outilleerden | hebben geoutilleerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Outilleren with some of the pronouns.
- Ik outilleer mijn werkplaats voor de nieuwe opdracht.
- Jij outilleert je keuken met moderne apparatuur.
- Hij/Zij/Het outilleert de school met nieuwe computers.
- Wij/jullie/zij outilleren ons/je/hun huis voor de verbouwing.
- U outilleert uw kantoor met ergonomische meubels.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Outilleren with some of the pronouns.
- Ik outilleerde mijn werkplaats voor de nieuwe opdracht.
- Jij outilleerde je keuken met moderne apparatuur.
- Hij/Zij/Het outilleerde de school met nieuwe computers.
- Wij/jullie/zij outilleerden ons/je/hun huis voor de verbouwing.
- U outilleerde uw kantoor met ergonomische meubels.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Outilleren with some of the pronouns.
- Ik heb mijn werkplaats geoutilleerd voor de nieuwe opdracht.
- Jij hebt je keuken geoutilleerd met moderne apparatuur.
- Hij/Zij/Het heeft de school geoutilleerd met nieuwe computers.
- Wij/jullie/zij hebben ons/je/hun huis geoutilleerd voor de verbouwing.
- U heeft uw kantoor geoutilleerd met ergonomische meubels.