blinden

Conjugations List of Blinden.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikblindblinddeheb geblind
jij, je, ublindtblinddehebt geblind
hij, zij, hetblindtblinddeheeft geblind
wijblindenblinddenhebben geblind
jullieblindenblinddenhebben geblind
zij, zeblindenblinddenhebben geblind

Presens

Example presens sentences for Blinden with some of the pronouns.

  • Ik blind de ramen.
  • Jij blindt de lampen.
  • Hij/Zij blindt de spiegels.
  • Wij blinden de deuren.
  • Zij blinden de gordijnen.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Blinden with some of the pronouns.

  • Ik blindde de ramen.
  • Jij blindde de lampen.
  • Hij/Zij blindde de spiegels.
  • Wij blindden de deuren.
  • Zij blindden de gordijnen.

Perfectum

Example perfectum sentences for Blinden with some of the pronouns.

  • Ik heb de ramen geblind.
  • Jij hebt de lampen geblindt.
  • Hij/Zij heeft de spiegels geblindt.
  • Wij hebben de deuren geblind.
  • Zij hebben de gordijnen geblindt.