mislopen

Conjugations List of Mislopen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikloop misliep misheb misgelopen
jij, je, uloopt misliep mishebt misgelopen
hij, zij, hetloopt misliep misheeft misgelopen
wijlopen misliepen mishebben misgelopen
jullielopen misliepen mishebben misgelopen
zij, zelopen misliepen mishebben misgelopen

Presens
Beta

Example presens sentences for Mislopen with some of the pronouns.

  • Ik loop altijd mijn trein mis.
  • Jij loopt vaak de kans op succes mis.
  • Hij loopt regelmatig belangrijke informatie mis.
  • Zij lopen nooit een goede deal mis.
  • Wij lopen soms leuke evenementen mis.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Mislopen with some of the pronouns.

  • Vroeger liep ik vaak mijn favoriete tv-shows mis.
  • Toen ik jong was, liep ik altijd het plezier van buitenspelen mis.
  • Hij liep de mogelijkheid om naar het concert te gaan mis vanwege ziekte.
  • Zij liepen de kans op een romantische vakantie mis door slecht weer.
  • Wij liepen vroeger altijd de kortingsacties mis.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Mislopen with some of the pronouns.

  • Ik heb mijn kans op promotie misgelopen.
  • Jij bent de deadline voor het project misgelopen.
  • Hij heeft de trein gemist en zijn afspraak gemist.
  • Zij is de kans op een baan in het buitenland misgelopen.
  • Wij hebben de uitverkoop van die winkel misgelopen.