redden
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | red | redde | heb gered |
jij, je, u | redt | redde | hebt gered |
hij, zij, het | redt | redde | heeft gered |
wij | redden | redden | hebben gered |
jullie | redden | redden | hebben gered |
zij, ze | redden | redden | hebben gered |
PresensBeta
Example presens sentences for Redden with some of the pronouns.
- Ik red de kat uit de boom.
- Jij redt de situatie met je snelle reactie.
- Hij redt mensenlevens als een ervaren dokter.
- Wij redden het milieu door recycling.
- Zij redden de verloren hond van de straat.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Redden with some of the pronouns.
- Ik redde de kat uit de boom.
- Jij redde de situatie met je snelle reactie.
- Hij redde mensenlevens als een ervaren dokter.
- Wij redden het milieu door recycling.
- Zij redden de verloren hond van de straat.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Redden with some of the pronouns.
- Ik heb de kat uit de boom gered.
- Jij hebt de situatie met je snelle reactie gered.
- Hij heeft mensenlevens gered als een ervaren dokter.
- Wij hebben het milieu gered door recycling.
- Zij hebben de verloren hond van de straat gered.