meniën
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | menie | meniede | heb gemenied |
jij, je, u | meniet | meniede | hebt gemenied |
hij, zij, het | meniet | meniede | heeft gemenied |
wij | meniën | menieden | hebben gemenied |
jullie | meniën | menieden | hebben gemenied |
zij, ze | meniën | menieden | hebben gemenied |
PresensBeta
Example presens sentences for Meniën with some of the pronouns.
- Ik meen dat hij gelijk heeft.
- Jij meent altijd alles te weten.
- Hij meent dat het mooi weer wordt.
- Wij menen dat er iets mis is.
- Zij menen dat de oplossing eenvoudig is.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Meniën with some of the pronouns.
- Ik meende dat hij gelijk had.
- Jij meende altijd alles te weten.
- Hij meende dat het mooi weer zou worden.
- Wij meenden dat er iets mis was.
- Zij meenden dat de oplossing eenvoudig was.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Meniën with some of the pronouns.
- Ik heb gemeend dat hij gelijk had.
- Jij hebt altijd alles gemeend te weten.
- Hij heeft gemeend dat het mooi weer zou worden.
- Wij hebben gemeend dat er iets mis was.
- Zij hebben gemeend dat de oplossing eenvoudig was.