kransen

Conjugations List of Kransen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikkranskransteheb gekranst
jij, je, ukranstkranstehebt gekranst
hij, zij, hetkranstkransteheeft gekranst
wijkransenkranstenhebben gekranst
julliekransenkranstenhebben gekranst
zij, zekransenkranstenhebben gekranst

Presens
Beta

Example presens sentences for Kransen with some of the pronouns.

  • Ik krans
  • Jij krans
  • Hij/Zij/Het krans
  • Wij kransen
  • Jullie kransen

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Kransen with some of the pronouns.

  • Ik kranste
  • Jij kranste
  • Hij/Zij/Het kranste
  • Wij kransten
  • Jullie kransten

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Kransen with some of the pronouns.

  • Ik heb gekranst
  • Jij hebt gekranst
  • Hij/Zij/Het heeft gekranst
  • Wij hebben gekranst
  • Jullie hebben gekranst