thuishouden

Conjugations List of Thuishouden.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikhou thuishield thuisheb thuisgehouden
jij, je, uhoudt thuishield thuishebt thuisgehouden
hij, zij, hethoudt thuishield thuisheeft thuisgehouden
wijhouden thuishielden thuishebben thuisgehouden
julliehouden thuishielden thuishebben thuisgehouden
zij, zehouden thuishielden thuishebben thuisgehouden

Presens
Beta

Example presens sentences for Thuishouden with some of the pronouns.

  • Ik houd mijn huis schoon en georganiseerd.
  • Jij houdt je huis netjes opgeruimd.
  • Hij/Zij houdt het huishouden draaiende.
  • Wij houden thuis regelmatig feestjes.
  • Jullie houden de tuin goed bij.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Thuishouden with some of the pronouns.

  • Vroeger hield ik mijn huis altijd schoon en georganiseerd.
  • Vroeger hield jij je huis altijd netjes opgeruimd.
  • Vroeger hield hij/zij het huishouden altijd in goede banen.
  • Vroeger hielden wij thuis regelmatig feestjes.
  • Vroeger hielden jullie de tuin altijd goed bij.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Thuishouden with some of the pronouns.

  • Ik heb mijn huis schoongehouden en georganiseerd.
  • Jij hebt je huis keurig opgeruimd gehouden.
  • Hij/Zij heeft het huishouden succesvol gerund.
  • Wij hebben thuis vaak feestjes gevierd.
  • Jullie hebben de tuin uitstekend onderhouden.