nevelen

Conjugations List of Nevelen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iknevelneveldeheb geneveld
jij, je, uneveltneveldehebt geneveld
hij, zij, hetneveltneveldeheeft geneveld
wijnevelenneveldenhebben geneveld
jullienevelenneveldenhebben geneveld
zij, zenevelenneveldenhebben geneveld

Presens
Beta

Example presens sentences for Nevelen with some of the pronouns.

  • De nevel hangt over het landschap.
  • Het nevelt regelmatig in deze streek.
  • Ik nevel, jij nevelt, zij nevelen; we nevelen allemaal samen.
  • De ochtendnevel verstopte het uitzicht op de bergen.
  • Wanneer het nevelt, is het verstandig om voorzichtig te rijden.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Nevelen with some of the pronouns.

  • Vroeger nevelde het hier vaak tijdens de herfstmaanden.
  • Toen ik wakker werd, nevelde het nog steeds buiten.
  • Elke ochtend nevelde het over het meer, waardoor het een mysterieuze sfeer kreeg.
  • Tijdens mijn kindertijd nevelden de bossen rondom ons huis regelmatig.
  • Gisteren nevelde het zo hard dat ik nauwelijks iets kon zien.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Nevelen with some of the pronouns.

  • De nevel heeft zich langzaam verspreid over de vallei.
  • Ik ben door een dikke mistlaag geneveld.
  • De nevel is eindelijk opgetrokken en heeft plaatsgemaakt voor een stralende zon.
  • Heb je ooit in zo'n dichte nevel gewandeld?
  • Nadat de nevel was verdwenen, werd het landschap schitterend zichtbaar.