terugschrikken

Conjugations List of Terugschrikken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikschrik terugschrikte terug;schrok terugben teruggeschrikt;ben teruggeschrokken
jij, je, uschrikt terugschrikte terug;schrok terugbent teruggeschrikt;bent teruggeschrokken
hij, zij, hetschrikt terugschrikte terug;schrok terugis teruggeschrikt;is teruggeschrokken
wijschrikken terugschrikten terug;schrokken terugzijn teruggeschrikt;zijn teruggeschrokken
jullieschrikken terugschrikten terug;schrokken terugzijn teruggeschrikt;zijn teruggeschrokken
zij, zeschrikken terugschrikten terug;schrokken terugzijn teruggeschrikt;zijn teruggeschrokken

Presens
Beta

Example presens sentences for Terugschrikken with some of the pronouns.

  • Ik schrik terug van de harde knal.
  • Jij schrikt terug als je een spin ziet.
  • Hij/zij/het schrikt terug bij het zien van bloed.
  • Wij schrikken terug voor gevaarlijke situaties.
  • Jullie schrikken terug van de hoge prijs.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Terugschrikken with some of the pronouns.

  • Ik schrok terug toen ik het enge geluid hoorde.
  • Jij schrok terug van de donkere schaduw.
  • Hij/zij/het schrok terug voor de woeste hond.
  • Wij schrokken terug toen we het ongeluk zagen.
  • Jullie schrokken terug bij het horen van het harde geschreeuw.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Terugschrikken with some of the pronouns.

  • Ik ben teruggeschrokken toen ik de slang zag.
  • Jij bent teruggeschrokken van de luide explosie.
  • Hij/zij/het is teruggeschrokken door het onverwachte nieuws.
  • Wij zijn teruggeschrokken van de enorme storm.
  • Jullie zijn teruggeschrokken bij het zien van de grote spin.