loodsen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | loods | loodste | heb geloodst |
jij, je, u | loodst | loodste | hebt geloodst |
hij, zij, het | loodst | loodste | heeft geloodst |
wij | loodsen | loodsten | hebben geloodst |
jullie | loodsen | loodsten | hebben geloodst |
zij, ze | loodsen | loodsten | hebben geloodst |
PresensBeta
Example presens sentences for Loodsen with some of the pronouns.
- Ik loods de schepen veilig de haven binnen.
- Jij loodst de passagiers naar de juiste gate.
- Hij/zij/het loodst de vrachtwagens door het drukke verkeer.
- Wij loodsen de toeristen door de smalle straatjes van de oude stad.
- Jullie loodsen de boten langs de gevaarlijke rotsen.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Loodsen with some of the pronouns.
- Ik loodste de schepen veilig de haven binnen.
- Jij loodste de passagiers naar de juiste gate.
- Hij/zij/het loodste de vrachtwagens door het drukke verkeer.
- Wij loodsten de toeristen door de smalle straatjes van de oude stad.
- Jullie loodsten de boten langs de gevaarlijke rotsen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Loodsen with some of the pronouns.
- Ik heb de schepen veilig de haven ingeloodst.
- Jij hebt de passagiers naar de juiste gate geloodst.
- Hij/zij/het heeft de vrachtwagens door het drukke verkeer geloodst.
- Wij hebben de toeristen door de smalle straatjes van de oude stad geloodst.
- Jullie hebben de boten langs de gevaarlijke rotsen geloodst.