uitdorsen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | dors uit | dorste uit | heb uitgedorst |
jij, je, u | dorst uit | dorste uit | hebt uitgedorst |
hij, zij, het | dorst uit | dorste uit | heeft uitgedorst |
wij | dorsen uit | dorsten uit | hebben uitgedorst |
jullie | dorsen uit | dorsten uit | hebben uitgedorst |
zij, ze | dorsen uit | dorsten uit | hebben uitgedorst |
PresensBeta
Example presens sentences for Uitdorsen with some of the pronouns.
- Ik dors uit wanneer ik moe ben.
- Jij dorst uit tijdens het sporten.
- Hij/zij dorst uit na het werk.
- Wij dorsen uit op het strand.
- Jullie dorsen uit tijdens de vakantie.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Uitdorsen with some of the pronouns.
- Ik dorste uit toen ik ziek was.
- Jij dorste uit tijdens je jeugd.
- Hij/zij dorste uit terwijl hij/zij aan het studeren was.
- Wij dorsten uit op vakantie in Frankrijk.
- Jullie dorsten uit tijdens het kamperen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Uitdorsen with some of the pronouns.
- Ik heb uitgedorst na een lange wandeling.
- Jij hebt uitgedorst na het feestje.
- Hij/zij heeft uitgedorst na een stressvolle dag.
- Wij hebben uitgedorst tijdens onze reis.
- Jullie hebben uitgedorst na het werken in de tuin.