gareren

Conjugations List of Gareren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikgareergareerdeheb gegareerd
jij, je, ugareertgareerdehebt gegareerd
hij, zij, hetgareertgareerdeheeft gegareerd
wijgarerengareerdenhebben gegareerd
julliegarerengareerdenhebben gegareerd
zij, zegarerengareerdenhebben gegareerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Gareren with some of the pronouns.

  • Ik garandeer de kwaliteit van dit product.
  • Jij garandeert me altijd een goede service.
  • Hij/Zij garandeert dat het op tijd klaar zal zijn.
  • Wij garanderen een snelle levering.
  • Jullie garanderen de veiligheid van de gasten.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Gareren with some of the pronouns.

  • Ik garandeerde de kwaliteit van dit product.
  • Jij garandeerde me altijd een goede service.
  • Hij/Zij garandeerde dat het op tijd klaar zou zijn.
  • Wij garandeerden een snelle levering.
  • Jullie garandeerden de veiligheid van de gasten.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Gareren with some of the pronouns.

  • Ik heb de kwaliteit van dit product gegarandeerd.
  • Jij hebt me altijd een goede service gegarandeerd.
  • Hij/Zij heeft gegarandeerd dat het op tijd klaar zou zijn.
  • Wij hebben een snelle levering gegarandeerd.
  • Jullie hebben de veiligheid van de gasten gegarandeerd.