ijzen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | ijs | ijsde | heb geijsd |
jij, je, u | ijst | ijsde | hebt geijsd |
hij, zij, het | ijst | ijsde | heeft geijsd |
wij | ijzen | ijsden | hebben geijsd |
jullie | ijzen | ijsden | hebben geijsd |
zij, ze | ijzen | ijsden | hebben geijsd |
PresensBeta
Example presens sentences for Ijzen with some of the pronouns.
- Ik ijs elke winter op de bevroren meren.
- Jij ijst graag in je vrije tijd.
- Hij of zij ijst met veel plezier mee.
- Wij ijzen samen naar de top van de berg.
- Jullie ijzen regelmatig in de buurt.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Ijzen with some of the pronouns.
- Vroeger ijste ik vaak op de grachten in Amsterdam.
- Jij ijste gisteren nog bij de ijsbaan om de hoek.
- Hij of zij ijste altijd met vrienden in de winter.
- Wij ijsten vroeger elk weekend op de rivier.
- Jullie ijsten als kinderen al op jonge leeftijd.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Ijzen with some of the pronouns.
- Ik heb vorig jaar op verschillende plaatsen geijst.
- Jij bent al eerder geijst, toch?
- Hij of zij heeft altijd met passie geijst.
- Wij hebben veel mooie herinneringen aan het ijzen.
- Jullie zijn vaak op uitdagende plekken geijst.