derogeren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | derogeer | derogeerde | heb gederogeerd |
jij, je, u | derogeert | derogeerde | hebt gederogeerd |
hij, zij, het | derogeert | derogeerde | heeft gederogeerd |
wij | derogeren | derogeerden | hebben gederogeerd |
jullie | derogeren | derogeerden | hebben gederogeerd |
zij, ze | derogeren | derogeerden | hebben gederogeerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Derogeren with some of the pronouns.
- Ik derogeer
- Jij derogeer
- Hij/Zij/Het derogeeert
- Wij derogeren
- Jullie derogeren
- Zij derogeren
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Derogeren with some of the pronouns.
- Ik derogeerde
- Jij derogeerde
- Hij/Zij/Het derogeerde
- Wij derogeerden
- Jullie derogeerden
- Zij derogeerden
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Derogeren with some of the pronouns.
- Ik heb gederogeerd
- Jij hebt gederogeerd
- Hij/Zij/Het heeft gederogeerd
- Wij hebben gederogeerd
- Jullie hebben gederogeerd
- Zij hebben gederogeerd