overstralen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | overstraal | overstraalde | heb overstraald |
jij, je, u | overstraalt | overstraalde | hebt overstraald |
hij, zij, het | overstraalt | overstraalde | heeft overstraald |
wij | overstralen | overstraalden | hebben overstraald |
jullie | overstralen | overstraalden | hebben overstraald |
zij, ze | overstralen | overstraalden | hebben overstraald |
Presens
Example presens sentences for Overstralen with some of the pronouns.
- Ik straal over naar de volgende generatie.
- Jij straalt over tijdens het zingen.
- Hij/zij straalt over van geluk na de overwinning.
- Wij stralen over van trots op onze prestatie.
- Jullie stralen over wanneer jullie samen zijn.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Overstralen with some of the pronouns.
- Ik straalde over tijdens de ceremonie.
- Jij straalde over van opwinding bij het nieuws.
- Hij/zij straalde over met zijn/haar glimlach.
- Wij straalden over van vreugde na de geboorte.
- Jullie straalden over van liefde voor elkaar.
Perfectum
Example perfectum sentences for Overstralen with some of the pronouns.
- Ik heb overgestraald naar een ander sterrenstelsel.
- Jij bent overgestraald naar een hoger bewustzijnsniveau.
- Hij/zij is overgestraald naar een vredigere plek.
- Wij hebben overgestraald naar een parallel universum.
- Jullie zijn overgestraald naar de toekomst.