vereenzamen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | vereenzaam | vereenzaamde | ben vereenzaamd |
jij, je, u | vereenzaamt | vereenzaamde | bent vereenzaamd |
hij, zij, het | vereenzaamt | vereenzaamde | is vereenzaamd |
wij | vereenzamen | vereenzaamden | zijn vereenzaamd |
jullie | vereenzamen | vereenzaamden | zijn vereenzaamd |
zij, ze | vereenzamen | vereenzaamden | zijn vereenzaamd |
PresensBeta
Example presens sentences for Vereenzamen with some of the pronouns.
- Ik eenzaam nu.
- Jij eenzaamt altijd in de avonduren.
- Hij/Zij eenzaamt vaak in zijn/haar kamer.
- Wij eenzamen soms tijdens de lunchpauze.
- Jullie eenzamen nooit als we samen zijn.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Vereenzamen with some of the pronouns.
- Vroeger voelde ik me vaak eenzaam.
- Toen ik jong was, vereenzaamde ik regelmatig.
- Zij voelden zich eenzaam tijdens hun studietijd.
- We eenzaamden langzaam toen we ouder werden.
- Jullie eenzaamden soms wanneer jullie gescheiden waren.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Vereenzamen with some of the pronouns.
- Ik ben eenzaam geweest tijdens mijn vakantie.
- Jij hebt je weleens eenzaam gevoeld op feestjes.
- Hij heeft zich eenzaam gevoeld na het verlies van zijn huisdier.
- Wij zijn eenzamer geworden sinds we zijn verhuisd.
- Jullie hebben je nooit zo eenzaam gevoeld als vandaag.