beknagen

Conjugations List of Beknagen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikbeknaagbeknaagdeheb beknaagd
jij, je, ubeknaagtbeknaagdehebt beknaagd
hij, zij, hetbeknaagtbeknaagdeheeft beknaagd
wijbeknagenbeknaagdenhebben beknaagd
julliebeknagenbeknaagdenhebben beknaagd
zij, zebeknagenbeknaagdenhebben beknaagd

Presens
Beta

Example presens sentences for Beknagen with some of the pronouns.

  • Ik beknáág de pen terwijl ik nadenk.
  • Jij beknáágt je nagels als je zenuwachtig bent.
  • Hij/Zij/Het beknáágt zijn/haar/hun eten langzaam.
  • Wij beknáágen de vraag voordat we antwoorden geven.
  • Jullie beknáágen de potloden tijdens de les.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Beknagen with some of the pronouns.

  • Ik beknáágde de pen terwijl ik nadacht.
  • Jij beknáágde je nagels toen je zenuwachtig was.
  • Hij/Zij/Het beknáágde zijn/haar/hun eten langzaam.
  • Wij beknáágden de vraag voordat we antwoorden gaven.
  • Jullie beknáágden de potloden tijdens de les.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Beknagen with some of the pronouns.

  • Ik heb de pen beknáágd tijdens het denken.
  • Jij hebt je nagels beknáágd toen je zenuwachtig was.
  • Hij/Zij/Het heeft zijn/haar/hun eten langzaam beknáágd.
  • Wij hebben de vraag beknáágd voordat we antwoorden gaven.
  • Jullie hebben de potloden beknáágd tijdens de les.