afroesten
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | roest af | roestte af | ben afgeroest |
jij, je, u | roest af | roestte af | bent afgeroest |
hij, zij, het | roest af | roestte af | is afgeroest |
wij | roesten af | roestten af | zijn afgeroest |
jullie | roesten af | roestten af | zijn afgeroest |
zij, ze | roesten af | roestten af | zijn afgeroest |
PresensBeta
Example presens sentences for Afroesten with some of the pronouns.
- Ik roest af tijdens de wintermaanden.
- Jij roest af op je fiets.
- Hij/Zij/Het roest af door het vochtige weer.
- Wij roesten af na een lange dag werken.
- Zij roesten af in de garage.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Afroesten with some of the pronouns.
- Ik roestte af toen ik viel.
- Jij roestte af op de oude fiets.
- Hij/Zij/Het roestte af tijdens de regenbui.
- Wij roestten af na het uitgaan.
- Zij roestten af na het rennen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Afroesten with some of the pronouns.
- Ik ben afgeroest na het klussen.
- Jij bent afgeroest na de vakantie.
- Hij/Zij/Het is afgeroest na het sporten.
- Wij zijn afgeroest na het dansen.
- Zij zijn afgeroest na het wandelen.