interfereren

Conjugations List of Interfereren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikinterfereerinterfereerdeheb geïnterfereerd
jij, je, uinterfereertinterfereerdehebt geïnterfereerd
hij, zij, hetinterfereertinterfereerdeheeft geïnterfereerd
wijinterferereninterfereerdenhebben geïnterfereerd
jullieinterferereninterfereerdenhebben geïnterfereerd
zij, zeinterferereninterfereerdenhebben geïnterfereerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Interfereren with some of the pronouns.

  • Ik interfereer in het gesprek.
  • Jij interfereert vaak met mijn plannen.
  • Hij/zij interfereert regelmatig in politieke debatten.
  • Wij interfereren met de werking van het systeem.
  • Jullie interfereren niet genoeg in deze kwestie.
  • Zij interfereren om de problemen op te lossen.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Interfereren with some of the pronouns.

  • Ik interfereerde altijd in het gesprek.
  • Jij interfereerde vaak met mijn plannen.
  • Hij/zij interfereerde regelmatig in politieke debatten.
  • Wij interfereerden met de werking van het systeem.
  • Jullie interfereerden niet genoeg in deze kwestie.
  • Zij interfereerden om de problemen op te lossen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Interfereren with some of the pronouns.

  • Ik heb geïnterfereerd in het gesprek.
  • Jij bent vaak met mijn plannen geïnterfereerd.
  • Hij/zij is regelmatig in politieke debatten geïnterfereerd.
  • Wij hebben de werking van het systeem geïnterfereerd.
  • Jullie hebben niet genoeg in deze kwestie geïnterfereerd.
  • Zij hebben geïnterfereerd om de problemen op te lossen.