aanklampen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | klamp aan | klampte aan | heb aangeklampt |
jij, je, u | klampt aan | klampte aan | hebt aangeklampt |
hij, zij, het | klampt aan | klampte aan | heeft aangeklampt |
wij | klampen aan | klampten aan | hebben aangeklampt |
jullie | klampen aan | klampten aan | hebben aangeklampt |
zij, ze | klampen aan | klampten aan | hebben aangeklampt |
PresensBeta
Example presens sentences for Aanklampen with some of the pronouns.
- Ik klamp aan bij de moeilijke onderwerpen in mijn les.
- Jij klampt aan bij je vrienden voor hulp.
- Hij/Zij/Het klampt aan bij de docent voor extra uitleg.
- Wij klampen aan bij de experts voor advies.
- Jullie klampen aan bij de organisatie voor steun.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Aanklampen with some of the pronouns.
- Ik klemde aan bij mijn ouders voor raad.
- Jij klemde aan bij je mentor voor begeleiding.
- Hij/Zij/Het klemde aan bij de politie voor bescherming.
- Wij klemden aan bij de vakbond voor betere arbeidsvoorwaarden.
- Jullie klemde aan bij de leraren voor extra lessen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Aanklampen with some of the pronouns.
- Ik heb aangeklampt bij de directeur om mijn ideeën te bespreken.
- Jij bent aangeklampt bij je collega's om hulp te vragen.
- Hij/Zij/Het is aangeklampt bij de gemeente voor subsidie.
- Wij hebben aangeklampt bij de sponsor voor financiële steun.
- Jullie zijn aangeklampt bij de klanten voor feedback.