minachten
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | minacht | minachtte | heb geminacht |
jij, je, u | minacht | minachtte | hebt geminacht |
hij, zij, het | minacht | minachtte | heeft geminacht |
wij | minachten | minachtten | hebben geminacht |
jullie | minachten | minachtten | hebben geminacht |
zij, ze | minachten | minachtten | hebben geminacht |
PresensBeta
Example presens sentences for Minachten with some of the pronouns.
- Ik minacht de oneerlijke praktijken.
- Jij minacht zijn gebrek aan respect.
- Hij minacht de autoriteit van zijn ouders.
- Wij minachten discriminatie in welke vorm dan ook.
- Zij minachten de regels van het spel.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Minachten with some of the pronouns.
- Ik minachtte zijn gedrag tijdens de vergadering.
- Jij minachtte de inspanningen van je team.
- Hij minachtte haar prestaties op het podium.
- Wij minachtten de beslissing van het bestuur.
- Zij minachtten de tradities van hun voorouders.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Minachten with some of the pronouns.
- Ik heb de arrogantie van mijn collega geminacht.
- Jij hebt zijn advies geminacht.
- Hij heeft haar waarschuwing geminacht.
- Wij hebben de kritiek van de docent geminacht.
- Zij hebben zijn excuses geminacht.