leegstorten
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | stort leeg | stortte leeg | heb leeggestort |
jij, je, u | stort leeg | stortte leeg | hebt leeggestort |
hij, zij, het | stort leeg | stortte leeg | heeft leeggestort |
wij | storten leeg | stortten leeg | hebben leeggestort |
jullie | storten leeg | stortten leeg | hebben leeggestort |
zij, ze | storten leeg | stortten leeg | hebben leeggestort |
PresensBeta
Example presens sentences for Leegstorten with some of the pronouns.
- Ik stort de emmer leeg in de gootsteen.
- Jij stort de zakken leeg in de container.
- Hij/Zij stort het afval leeg in de vuilnisbak.
- Wij storten de grond leeg in de bouwput.
- Zij storten de lading leeg op de vrachtwagen.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Leegstorten with some of the pronouns.
- Ik stortte de emmer leeg in de gootsteen.
- Jij stortte de zakken leeg in de container.
- Hij/Zij stortte het afval leeg in de vuilnisbak.
- Wij stortten de grond leeg in de bouwput.
- Zij stortten de lading leeg op de vrachtwagen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Leegstorten with some of the pronouns.
- Ik heb de emmer leegggestort in de gootsteen.
- Jij hebt de zakken leegggestort in de container.
- Hij/Zij heeft het afval leegggestort in de vuilnisbak.
- Wij hebben de grond leegggestort in de bouwput.
- Zij hebben de lading leegggestort op de vrachtwagen.