pasteuriseren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | pasteuriseer | pasteuriseerde | heb gepasteuriseerd |
jij, je, u | pasteuriseert | pasteuriseerde | hebt gepasteuriseerd |
hij, zij, het | pasteuriseert | pasteuriseerde | heeft gepasteuriseerd |
wij | pasteuriseren | pasteuriseerden | hebben gepasteuriseerd |
jullie | pasteuriseren | pasteuriseerden | hebben gepasteuriseerd |
zij, ze | pasteuriseren | pasteuriseerden | hebben gepasteuriseerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Pasteuriseren with some of the pronouns.
- Ik pasteuriseer de melk voor gebruik.
- Jij pasteuriseert het sap voordat je het drinkt.
- Hij/Zij pasteuriseert de eieren om ze veilig te maken.
- Wij pasteuriseren de vruchtensappen in onze fabriek.
- Jullie pasteuriseren de melkproducten zorgvuldig.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Pasteuriseren with some of the pronouns.
- Ik pasteureerde de melk altijd voor gebruik.
- Jij pasteureerde het sap vroeger voordat je het dronk.
- Hij/Zij pasteureerde de eieren vaak om ze veilig te maken.
- Wij pasteureerden de vruchtensappen in onze oude fabriek.
- Jullie pasteureerden de melkproducten vroeger zorgvuldig.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Pasteuriseren with some of the pronouns.
- Ik heb de melk gepasteuriseerd voor gebruik.
- Jij hebt het sap gepasteuriseerd voordat je het dronk.
- Hij/Zij heeft de eieren gepasteuriseerd om ze veilig te maken.
- Wij hebben de vruchtensappen in onze fabriek gepasteuriseerd.
- Jullie hebben de melkproducten zorgvuldig gepasteuriseerd.