terugbladeren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | blader terug | bladerde terug | heb teruggebladerd |
jij, je, u | bladert terug | bladerde terug | hebt teruggebladerd |
hij, zij, het | bladert terug | bladerde terug | heeft teruggebladerd |
wij | bladeren terug | bladerden terug | hebben teruggebladerd |
jullie | bladeren terug | bladerden terug | hebben teruggebladerd |
zij, ze | bladeren terug | bladerden terug | hebben teruggebladerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Terugbladeren with some of the pronouns.
- Ik blader terug in het boek.
- Hij bladert terug in zijn aantekeningen.
- Zij bladert terug naar de vorige pagina.
- Wij bladeren terug in de geschiedenis.
- Jullie bladeren terug naar het begin van het hoofdstuk.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Terugbladeren with some of the pronouns.
- Ik bladerde terug in het boek.
- Hij bladerde terug in zijn aantekeningen.
- Zij bladerde terug naar de vorige pagina.
- Wij bladerden terug in de geschiedenis.
- Jullie bladerden terug naar het begin van het hoofdstuk.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Terugbladeren with some of the pronouns.
- Ik ben teruggebladerd in het boek.
- Hij is teruggebladerd in zijn aantekeningen.
- Zij is teruggebladerd naar de vorige pagina.
- Wij zijn teruggebladerd in de geschiedenis.
- Jullie zijn teruggebladerd naar het begin van het hoofdstuk.