uitzonderen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | zonder uit | zonderde uit | heb uitgezonderd |
jij, je, u | zondert uit | zonderde uit | hebt uitgezonderd |
hij, zij, het | zondert uit | zonderde uit | heeft uitgezonderd |
wij | zonderen uit | zonderden uit | hebben uitgezonderd |
jullie | zonderen uit | zonderden uit | hebben uitgezonderd |
zij, ze | zonderen uit | zonderden uit | hebben uitgezonderd |
PresensBeta
Example presens sentences for Uitzonderen with some of the pronouns.
- Ik uitzonder de regel in dit geval.
- Jij/uitzondert de fouten in je werk.
- Hij/zij/uitzondert altijd de beste spelers.
- Wij/uitzonderen geen enkele persoon in onze groep.
- Jullie/uitzonderen de speciale gasten van de dresscode.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Uitzonderen with some of the pronouns.
- Ik zond de regel in dit geval uit.
- Jij/zond de fouten in je werk uit.
- Hij/zij/zond altijd de beste spelers uit.
- Wij/zonden geen enkele persoon in onze groep uit.
- Jullie/zonden de speciale gasten van de dresscode uit.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Uitzonderen with some of the pronouns.
- Ik heb de regel in dit geval uitgezonderd.
- Jij/hebt de fouten in je werk uitgezonderd.
- Hij/zij/heeft altijd de beste spelers uitgezonderd.
- Wij/hebben geen enkele persoon in onze groep uitgezonderd.
- Jullie/hebben de speciale gasten van de dresscode uitgezonderd.