deviëren

Conjugations List of Deviëren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikdevieerdevieerdeheb gedevieerd
jij, je, udevieertdevieerdehebt gedevieerd
hij, zij, hetdevieertdevieerdeheeft gedevieerd
wijdeviërendevieerdenhebben gedevieerd
julliedeviërendevieerdenhebben gedevieerd
zij, zedeviërendevieerdenhebben gedevieerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Deviëren with some of the pronouns.

  • Ik devier
  • Jij deviert
  • Hij/Zij/Het deviert
  • Wij devieren
  • Jullie devieren

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Deviëren with some of the pronouns.

  • Ik devierde
  • Jij devierde
  • Hij/Zij/Het devierde
  • Wij devierden
  • Jullie devierden

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Deviëren with some of the pronouns.

  • Ik heb gedevierd
  • Jij hebt gedevierd
  • Hij/Zij/Het heeft gedevierd
  • Wij hebben gedevierd
  • Jullie hebben gedevierd