rubriceren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | rubriceer | rubriceerde | heb gerubriceerd |
jij, je, u | rubriceert | rubriceerde | hebt gerubriceerd |
hij, zij, het | rubriceert | rubriceerde | heeft gerubriceerd |
wij | rubriceren | rubriceerden | hebben gerubriceerd |
jullie | rubriceren | rubriceerden | hebben gerubriceerd |
zij, ze | rubriceren | rubriceerden | hebben gerubriceerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Rubriceren with some of the pronouns.
- Ik rubriceer de documenten in de archiefkast.
- Jij rubriceert de boeken op genre.
- Hij/Zij/Het rubriceert de foto's op datum.
- Wij rubriceren de artikelen volgens het onderwerp.
- Jullie rubriceren de dossiers op alfabetische volgorde.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Rubriceren with some of the pronouns.
- Vroeger rubriceerde ik de brieven handmatig.
- Toen ik jong was, rubriceerde ik mijn stripboeken.
- Hij/Zij/Het rubriceerde vroeger de krantenknipsels.
- Wij rubriceerden de dossiers voorheen in verschillende kasten.
- Jullie rubriceerden de tijdschriften met de hand.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Rubriceren with some of the pronouns.
- Ik heb de bestanden in de juiste categorieën gerubriceerd.
- Jij hebt de papieren keurig gerubriceerd.
- Hij/Zij/Het heeft alle mappen netjes gerubriceerd.
- Wij hebben de gegevens overzichtelijk gerubriceerd.
- Jullie hebben de verslagen correct gerubriceerd.