wildplassen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | plas wild | plaste wild | heb wildgeplast |
jij, je, u | plast wild | plaste wild | hebt wildgeplast |
hij, zij, het | plast wild | plaste wild | heeft wildgeplast |
wij | plassen wild | plasten wild | hebben wildgeplast |
jullie | plassen wild | plasten wild | hebben wildgeplast |
zij, ze | plassen wild | plasten wild | hebben wildgeplast |
PresensBeta
Example presens sentences for Wildplassen with some of the pronouns.
- Ik wildplas in het park.
- Jij wildplast op straat.
- Hij/Zij wildplast achter de bosjes.
- Wij wildplassen na het uitgaan.
- Jullie wildplassen bij het station.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Wildplassen with some of the pronouns.
- Ik wildplaste vroeger vaak in het park.
- Jij wildplaste altijd op dezelfde plek.
- Hij/Zij wildplaste stiekem in de steeg.
- Wij wildplasten regelmatig na het uitgaan.
- Jullie wildplasten vroeger bij het station.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Wildplassen with some of the pronouns.
- Ik heb wildgeplast in de steeg.
- Jij hebt op straat wildgeplast.
- Hij/Zij heeft achter de bosjes wildgeplast.
- Wij hebben na het uitgaan wildgeplast.
- Jullie hebben bij het station wildgeplast.