uitpennen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | pen uit | pende uit | heb uitgepend |
jij, je, u | pent uit | pende uit | hebt uitgepend |
hij, zij, het | pent uit | pende uit | heeft uitgepend |
wij | pennen uit | penden uit | hebben uitgepend |
jullie | pennen uit | penden uit | hebben uitgepend |
zij, ze | pennen uit | penden uit | hebben uitgepend |
PresensBeta
Example presens sentences for Uitpennen with some of the pronouns.
- Ik pen het uit op papier.
- Jij pent het uit in je notitieboekje.
- Hij/Zij/U pen(nen) het uit op het bord.
- Wij/Jullie/Zij pennen het uit tijdens de les.
- De studenten pen(nen) het uit als oefening.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Uitpennen with some of the pronouns.
- Ik pende het uit op papier.
- Jij pendde het uit in je notitieboekje.
- Hij/Zij/U pendde het uit op het bord.
- Wij/Jullie/Zij pendden het uit tijdens de les.
- De studenten pendden het uit als oefening.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Uitpennen with some of the pronouns.
- Ik heb het uitgepenned op papier.
- Jij hebt het uitgepend in je notitieboekje.
- Hij/Zij/U heeft/hbben het op het bord uitgepend.
- Wij/Jullie/Zij hebben het uitgepend tijdens de les.
- De studenten hebben het uitgepend als oefening.